top of page

Hebben minderjarigen altijd de toestemming van hun beide ouders nodig om in therapie te kunnen bij een psycholoog?

De regels hierrond zijn onduidelijk voor velen, ook voor professionals. Hoe zit het nu echt? Ik zocht het voor je uit.



Wanneer minderjarigen in België bv. psychologische begeleiding nodig hebben, lijkt het vanzelfsprekend dat ze hiervoor de toestemming van beide ouders nodig hebben.

Maar is dit wel altijd het geval?


Onduidelijkheid over wanneer precies de toestemming van beide ouders vereist is, leidt tot onzekerheid bij ouders, handelingsverlegenheid bij hulpverleners en in het ergste geval tot kinderen die de hulp die ze nodig hebben, niet krijgen.


Er zijn -helaas- ouders die hulp aan hun kind blokkeren, louter omdat het kan. Het geeft hen een gevoel van macht en controle om "nee" te kunnen zeggen tegen de andere ouder. De vraag is dan, handelen zij in het belang van het kind of in hun eigen belang?


Therapeuten moeten het belang van het kind altijd onderzoeken.


Het is daarom belangrijk dat zowel ouders als professionals goed op de hoogte zijn van de rechten van minderjarigen in deze context.


Ik stak mijn licht op bij de juridische helpdesk van tZitemzo om dit helder te krijgen.


Dit artikel gaat dieper in op de uitzonderingen die bestaan op de basisregel van toestemming van beide ouders, met name de Wet Patiëntenrechten en het Decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp en richt zich tot ouders en professionals.



De basisregel: toestemming van beide ouders vereist


In principe geldt dat voor elke medische behandeling of begeleiding van een minderjarige, de toestemming van beide ouders vereist is.


Dit vloeit voort uit het ouderlijk gezag dat beide ouders in principe gezamenlijk uitoefenen over hun minderjarige kinderen (art. 373 Burgerlijk Wetboek).

Hieronder valt ook het nemen van beslissingen over de gezondheid en medische behandeling van het kind.


Minderjarigen zijn volgens de Belgische wetgeving (meer bepaald het Burgerlijke Wetboek) handelingsonbekwaam. Dit betekent dat minderjarigen in principe geen beslissingen kunnen nemen of handelingen kunnen stellen die juridische gevolgen met zich meebrengen. Ze kunnen hierdoor bv. ook geen contracten ondertekenen.

Minderjarigen staan daarom onder het gezag van hun wettelijke vertegenwoordigers (ouders of voogd) die deze beslissingen kunnen nemen voor of over hun minderjarige kinderen.


Wanneer één van beide ouders niet instemt met een behandeling, kan deze in principe niet plaatsvinden.

Slechts in noodgevallen, wanneer de behandeling noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de gezondheid van het kind te voorkomen, kan een arts hiervan afwijken (art. 15 Wet Patiëntenrechten).

 

Momenteel bestaan 2 belangrijke regelgevingen die een uitzondering voorzien op de algemene handelingsonbekwaamheid van minderjarigen: de Wet Patiëntenrechten en het Decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp.


Hierdoor kunnen bekwame minderjarigen (vermoed vanaf ongeveer 12 jaar) onder sommige omstandigheden zelf hun rechten als patiënt of cliënt uitoefenen. 

 


Uitzondering 1: de Wet Patiëntenrechten


Een eerste belangrijke uitzondering op de regel dat beide ouders moeten instemmen, vinden we terug in de Wet Patiëntenrechten.


Volgens artikel 12 van deze wet kan een minderjarige patiënt die tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat kan worden geacht, de rechten uit deze wet zelfstandig uitoefenen.


Of een minderjarige hiertoe in staat is, hangt af van zijn leeftijd en maturiteit.

De wet vermeldt geen vaste leeftijdsgrens, maar in de praktijk wordt vaak uitgegaan van een leeftijd van ongeveer 12 jaar.


Vanaf die leeftijd wordt een minderjarige vermoed voldoende matuur te zijn om zelf bepaalde beslissingen te nemen.

De betrokken arts of hulpverlener beoordeelt dit geval per geval. Dit geldt voor (tand)artsen, verpleegkundigen, klinisch psychologen, klinisch orthopedagogen, kinesisten, diëtisten, orthodontisten, apothekers, ...


Concreet betekent dit dat een "bekwame" minderjarige vanaf ongeveer 12 jaar in principe zelf kan instemmen met een behandeling, zonder dat hiervoor de toestemming van de ouders vereist is.


De minderjarige oefent in dat geval zelf zijn rechten als patiënt uit, inclusief het recht op informatie, het recht op toestemming/weigering van een behandeling en het recht op privacy van zijn medisch dossier.



Art. 12 Wet Patiëntenrechten (WP):


§ 1. Bij een patiënt die minderjarig is, worden de rechten zoals vastgesteld door deze wet uitgeoefend door de ouders die het gezag over de minderjarige uitoefenen of door zijn voogd.


§ 2. De patiënt wordt betrokken bij de uitoefening van zijn rechten rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit. De in deze wet opgesomde rechten kunnen door de minderjarige patiënt die tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat kan worden geacht, zelfstandig worden uitgeoefend.


De Wet Patiëntenrechten stelt dus dat wanneer de patiënt minderjarig is, zijn patiëntenrechten in principe uitgeoefend worden door zijn wettelijke vertegenwoordigers (ouders of voogd).


Wanneer de minderjarige patiënt echter tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat wordt geacht (door de betrokken beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg: arts, verpleegkundige, klinisch orthopedagoog of psycholoog,...) en dus als wilsbekwaam wordt beschouwd, kan deze zelfstandig zijn patiëntenrechten uitoefenen door bv. zelfstandig een afspraak te maken met een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg en op consultatie te gaan, zelfstandig toegang tot zijn dossier te vragen, en/of beslissingen te nemen aangaande zijn gezondheidszorg (inclusief het beslissen over ingrepen en het weigeren van levensnoodzakelijke behandelingen). 


Anders dan in het Decreet rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp waar minderjarigen vanaf 12 jaar worden vermoed om bekwaam te zijn, voorziet de Wet Patiëntenrechten hiervoor niet in een leeftijdscriterium.


Het is aan de betrokken beroepsbeoefenaar om af te wegen of zijn minderjarige patiënt voldoende kan inschatten wat in zijn belang is envoldoende kan inschatten wat de gevolgen zullen zijn van zijn beslissingen en daden.

 

De Wet Patiëntenrechten voorziet verder in art. 8, in het recht voor patiënten om (geïnformeerd) toe te stemmen met medische tussenkomsten van gezondheidszorgbeoefenaars of om deze te weigeren.

Meerderjarige patiënten of bekwame minderjarigen kunnen dit recht zelf uitoefenen.



In het geval van een onbekwame minderjarige zullen de ouders zoals steeds vanuit hun ouderlijk gezag in de plaats van hun minderjarig, onbekwaam kind dienen toe te stemmen met de medische tussenkomst.

Wanneer er sprake is van co-ouderschap, oefenen ouders samen het ouderlijk gezag uit, en moeten ze dus in principe samen toestemmen.

 

Er bestaat een wettelijk vermoeden dat stelt dat derden die ter goeder trouw zijn, er mogen van uitgaan dat wanneer één ouder iets vraagt/beslist t.a.v. een minderjarig kind, dit gebeurt met medeweten en toestemming van de andere ouder. 


Wanneer de gezondheidszorgbeoefenaar dus geen weet heeft van een conflict tussen beide ouders op een bepaald vlak mag deze dus bv. veronderstellen dat een ouder op consultatie komt met medeweten en akkoord van de andere ouder. 


Ook wanneer men de andere ouder langdurig niet kan bereiken, wordt in de praktijk aangenomen dat men gezondheidszorg kan bieden op vraag van één ouder alleen.


Wanneer men het echter moeilijk zou vinden om zonder toestemming of contact met de andere ouder bijvoorbeeld een therapeutisch traject op te starten, kan een ouder een procedure starten bij de familierechter om hem/haar hiervoor om toestemming te vragen.

 


Uitzondering 2: het Decreet rechtspositie minderjarige in de jeugdhulp


Een tweede uitzondering vinden we in het Decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp.

Dit decreet is van toepassing wanneer minderjarigen begeleiding krijgen in het kader van de jeugdhulp in Vlaanderen.


Dit Decreet is dus concreet van toepassing op het CLB, JAC, CGG, Opgroeien (bv. bijzondere jeugdzorg en contextbegeleiding), Kind en Gezin (bv. CKG en Vertrouwenscentra Kindermishandeling) en VAPH.


Artikel 16 van dit decreet bepaalt dat een bekwame minderjarige (opnieuw vermoed vanaf 12 jaar) in principe zelf zijn rechten als cliënt kan uitoefenen.

Dit omvat onder andere het recht om zelf in te stemmen met of te weigeren om jeugdhulp te krijgen.


Om buitengerechtelijke jeugdhulp (dus niet op bevel van de jeugdrechter) te kunnen bieden, heeft men steeds de toestemming van de bekwame minderjarige (vermoed vanaf 12 jaar) zelf nodig. 


Wanneer het gaat om ingrijpende (bv. residentiële) jeugdhulp, indien de jeugdhulp zich ook tot ouders richt, of in het geval van een onbekwame minderjarige, heeft men daarnaast ook de instemming nodig van beide ouders, aangezien het Burgelijk Wetboek steeds vertrekt van een situatie van co-ouderschap en om toestemming te kunnen geven op een kwalitatieve manier moeten ouders uiteraard ook geïnformeerd worden.

 

Hiervan kan normaal gezien enkel afgeweken worden, wanneer:

 

  1. Men gebruik kan maken van het wettelijk vermoeden dat 1 ouder handelt met toestemming van de andere ouder. Het weten dat er sprake is van een scheidingssituatie, zelfs een hoogconflict scheidingssituatie, is op zich niet voldoende om dit vermoeden in twijfel te trekken. Men moet echt twijfelen aan de toestemming in een concrete situatie.

    Wanneer men twijfelt aan de toestemming (inlichten) van de andere ouder kan buitengerechtelijke jeugdhulp niet opgestart worden. Ofwel probeert men dan de toestemming van de andere ouder te bekomen (bv. via bemiddeling of door tussenkomst van een gemandateerde voorziening) ofwel moet men gerechtelijke jeugdhulp opstarten via de jeugdrechter.

  2. Er exclusief ouderlijk gezag toegekend werd door een rechter aan 1 ouder die dan alleen kan beslissen.


  3. Een ouder ontzet werd uit het ouderlijk gezag, de andere ouder mag dan alleen beslissen maar dit gebeurt slechts zeer zelden.

 

Zeer uitzonderlijk kan de buitengerechtelijke jeugdhulp verder ook plaatsvinden zonder de instemming van één van beide ouders.


 

De situaties die hieronder beschreven worden zijn geen algemeen geldende regels maar zijn richtinggevende overwegingen en dienen steeds door de hulpverlener in concreto beoordeeld te worden.


Een afwijking (gebaseerd op onderstaande motivaties of om een andere reden) dient ook steeds in het dossier genotuleerd en gemotiveerd te worden.


Het is hierbij ook belangrijk het belang van de minderjarige te motiveren en aan te geven dat al het mogelijke werd gedaan om de werkelijke instemming te verkrijgen (art. 6, 6de lid Decreet IJH).

 

  1. Er is geen relevant contact meer tussen de minderjarige en één van zijn ouders. Richtinggevend is geen contact meer gedurende 1 jaar.


  2. Een ouder kan niet bereikt worden omdat hij/zij bijvoorbeeld onvindbaar is of niet in staat is om zijn/haar instemming te geven (vb. coma).  


  3. Het gaat om een hulpvraag waarbij het kind niet uit huis wordt geplaatst en er geen impact is op de relatie tussen het kind en de andere ouder. Bijvoorbeeld contextbegeleiding in de woning van de ouder waar het kind woont, terwijl de andere ouder niet betrokken wordt.

    Men kan hier artikel 6 van het decreet IJH zo interpreteren dat de hulpverlening zich hier niet richt tot die andere ouder. De toestemming van (de bekwame minderjarige en) de ouder (en eventuele nieuwe, inwonende partner van deze ouder) die de ondersteuning vraagt, is dan voldoende. De andere ouder hoeft hiervoor niet noodzakelijk actief geïnformeerd te worden en/of zijn toestemming te geven.

 

Merk op dat het decreet bepaalt dat in geval van conflict tussen de minderjarige en zijn ouders, de mening van de bekwame minderjarige doorslaggevend is. De minderjarige heeft met andere woorden het laatste woord.


Anderzijds schrijft het decreet ook voor dat de ouders zoveel mogelijk betrokken moeten worden. Hoewel een bekwame minderjarige dus zelf kan beslissen, is het uitgangspunt nog steeds dat dit zoveel mogelijk in overleg met de ouders gebeurt.



Belang van de minderjarige primeert


De achterliggende gedachte van deze uitzonderingen is telkens dat het belang van de minderjarige voorop moet staan.


Minderjarigen moeten toegang hebben tot de hulp die ze nodig hebben.

Het vereisen van de toestemming van beide ouders mag hiervoor geen onoverkomelijke drempel vormen.


Anderzijds erkennen deze bepalingen ook het groeiende zelfbeschikkingsrecht van minderjarigen naarmate ze ouder en matuurder worden.

Bekwame minderjarigen krijgen het recht om in toenemende mate zelf beslissingen te nemen over zaken die hen aanbelangen, zoals hun gezondheid en welzijn.



Beoordeling geval per geval


Of een beroep kan worden gedaan op de uitzonderingen in de Wet Patiëntenrechten of het Decreet rechtspositie minderjarige, moet steeds geval per geval bekeken worden:


  • Is de minderjarige in kwestie voldoende matuur om zelf zijn patiënten- of cliëntenrechten uit te oefenen? Dit wordt beoordeeld door de betrokken arts of hulpverlener.

  • Gaat het om een situatie die onder het toepassingsgebied van de Wet Patiëntenrechten of het Decreet rechtspositie minderjarige valt?

  • Zijn er elementen die maken dat toch de toestemming van (beide) ouders nodig is, bijvoorbeeld een behandeling met ernstige risico's of nevenwerkingen?


In de praktijk zal steeds gezocht worden naar een aanpak op maat, waarbij maximaal ingezet wordt op dialoog en samenwerking tussen minderjarige, ouders en hulpverleners.

Het is pas wanneer dit niet mogelijk blijkt en de minderjarige bekwaam wordt geacht, dat de hulpverlening desnoods zonder toestemming van de ouders kan verdergaan.



Besluit


Hoewel in principe de toestemming van beide ouders vereist is voor o.a. psychologische begeleiding van minderjarigen, bestaan hierop belangrijke uitzonderingen.


Zowel de Wet Patiëntenrechten als het Decreet rechtspositie minderjarige in de jeugdhulp voorzien dat bekwame minderjarigen vanaf een bepaalde leeftijd zelf kunnen instemmen met een behandeling of begeleiding.


Deze bepalingen hebben tot doel de toegang tot hulpverlening voor minderjarigen te garanderen en hun zelfbeschikkingsrecht te respecteren. Ze erkennen dat minderjarigen, naarmate ze matuurder worden, in toenemende mate zelf beslissingen moeten kunnen nemen over hun gezondheid en welzijn.


Belangrijk is dat steeds gezocht wordt naar een aanpak op maat, met maximaal overleg tussen minderjarige, ouders en hulpverleners. Pas als dit niet mogelijk blijkt en de minderjarige bekwaam wordt geacht, kan de begeleiding zonder toestemming van de ouders verdergaan.


Het is daarom cruciaal dat zowel ouders als professionals goed geïnformeerd zijn over de rechten van minderjarigen in deze context. Alleen zo kan vermeden worden dat minderjarigen noodzakelijke hulp mislopen door onduidelijkheid, onzekerheid of een controlerende ouder die tegen het belang van het kind handelt.


Eva



Meer informatie




Comentários


bottom of page